Hoofdstuk 7

==

Dinsdag beloofde zo’n dag te worden die je het liefst zou overslaan. Lou had niet alleen het vooruitzicht om achter haar moeder aan te sjokken door een supermarkt, maar bovendien had Personeelszaken gebeld om te vragen of ze een middag extra wilde werken. Twee andere parttimers van de boekhouding zaten thuis; de een kampte met een of ander virus en de ander was overwerkt. Het was een koude dag, winderig en regenachtig, zo’n dag om de wekker uit te zetten, je nog eens om te draaien en lekker verder te slapen – als je tenminste geen last had van gewetenswroeging.

Maar om te beginnen zou ze een afvalcontainer bestellen. De naam Tom Broom had een prettige klank, betrouwbaar en eerlijk, en toverde een glimlach op haar gezicht. Aan de andere kant wist ze uit ervaring dat haar mensenkennis belabberd was; waarschijnlijk was hij een seriemoordenaar en een travestiet, met een grote afkeer van kleine vrouwen met kastanjebruin haar en een Yorkshire accent.

Toch belde ze zijn nummer. Een man met een donkere stem nam op en noteerde haar gegevens. Ze had geen idee gehad dat afvalcontainers in diverse maten verkrijgbaar waren totdat hij haar vroeg of ze er een wilde van drie, vier of zes kuub. Drie kuub klonk meer dan groot genoeg voor een paar vuilniszakken. Ze bestelde dus een minibak, die over een week bezorgd zou worden. Betaling bij aflevering – £70. Hemel, het was dus waar, er viel geld te verdienen aan afval.

Ze vermoedde dat haar moeder een gevaarte van dezelfde grootte nodig zou hebben om alle spullen ‘van thuis’ die ze naar Victorianna ging sturen in te verpakken.

‘Ik dacht dat Amerikaanse supermarkten vol stonden met Engelse etenswaren!’ zei Lou toen Renee een blikje ansjovis in een of andere exotische olie uit het schap pakte.

‘O, Elouise,’ verzuchtte haar moeder op vermoeide toon, en ze zette een pak wit enkellaags toiletpapier dat in de aanbieding was in haar kar.

‘Daar zit ze echt niet op te wachten,’ zei Lou. ‘Zij wil alleen donzig-zacht-makkelijk-afscheurbaar-zeslaags-gedecoreerd-en-subtiel-geparfumeerd...’

‘Het is voor mijzelf,’ viel Renee haar in de rede.

Haar moeder kocht bijna alleen maar dingen die in de aanbieding waren. Renee kon zich best merkartikelen permitteren, maar daar gaf ze niet om. Ze zwaaide liever met het crucifix van haar status als gepensioneerde naar de duivel van de ongelimiteerde luxeaankopen, zelfs al zat ze er warmpjes bij – en gezien haar zuinigheid zou ze nooit op zwart zaad komen te zitten. Tenzij ze alle remmen losgooide, een jaar in Las Vegas ging zitten en al haar spaargeld uitgaf aan flessen champagne en exclusieve gigolo’s. Maar dat was niet waarschijnlijk. Net als veel mensen van haar generatie, die waren opgegroeid in gezinnen waar men zuinig aan deed en nooit iets weggooide, was Renee als de dood om zonder geld te zitten – hoewel ze nooit protesteerde tegen de bedragen die ze neertelde voor de stompzinnige pakketten waar haar jongste dochter altijd om vroeg.

Toen ze met hun karren naar de uitgang van de supermarkt liepen, moest Lou zich inhouden om niet voor te stellen nog even naar het café te gaan en daar een pot thee en een grote slagroompunt te bestellen. Ze wist al heel lang dat de mensheid was verdeeld in degenen die voedsel als noodzakelijke brandstof zagen en degenen die genoten van elke hap die ze namen. Renee en Victorianna behoorden tot de eerste groep. Renee zou nog liever zonder verdoving een driedubbele bypass laten inbrengen tussen de schappen met wijnen dan een tompouce te eten. Wat was het toch jammer dat er mensen waren die niet in vervoering raakten als ze Marco Pierre White enthousiast met olijfolie bezig zagen, dacht Lou vaak.

Vandaar dat Lou afzag van gekissebis over een slagroompunt en haar moeder thuis afzette. Die zou al haar potjes en doosjes in bubbeltjesplastic verpakken in een enorme doos, en het loodzware pakket opsturen naar Victorianna en Derde Beentje Winkelstein. Intussen ging Lou naar huis om snel een boterham te smeren voordat ze naar haar werk vertrok voor een spannende middag op de afdeling Boekhouding. Niet dus.

==

Nicola was in een slecht humeur. De helft van het personeel was ziek en dat leverde stress op. Eigenlijk was de baan als manager te hoog gegrepen en dat wist ze, dus verdedigde ze zichzelf voortdurend door haar eigen tekortkomingen op andere mensen af te schuiven – daar was ze dan weer wél erg goed in.

Met een mix van vleierij, flirten en Joost mocht weten wat nog meer had Nicola Pawson vrienden gemaakt in de hogere regionen van het bedrijf. Ze was goede maatjes met Ranzige Roger en zat op rozen. Ze was een meester in de kunst van het impression management. Iemand die op wat voor manier dan ook nuttig voor haar kon zijn, kreeg te maken met een slimme jonge vrouw met een fris gezicht en een innemende symmetrische glimlach (met de lippen op elkaar uiteraard; als ze haar lippen van elkaar deed, sloeg iedereen op de vlucht). Deze mensen hadden er geen idee van dat ze achter haar lichte ogen volkomen hol was.

Mensen waren bang voor haar of likten haar hielen – zowel de ene als de andere variant versterkte haar gevoel van macht; een macht die haar eigen onbekwaamheden en een geschiedenis van asociaal gedrag maskeerde. Het was geen aangeleerd gedrag, aangezien Nicola Pawson niet over het emotionele repertoire beschikte om relaties met andere mensen aan te gaan. Al vanaf de kleuterschool was het er haar om te doen geweest om anderen voor haar karretje te spannen. Ze sabelde iedereen neer die minder kon dan zij en maakte gehakt van degenen die populair waren of aardig werden gevonden. Toch was ze stiekem jaloers op fatsoenlijke mensen; zelf was ze te slap om er normen en waarden op na te houden. Tegen de tijd dat ze volwassen was, waren haar manipulatieve vaardigheden zo geraffineerd dat ze aan het geniale grensden. Ze vond weinig dingen zo leuk als het zaaien van angst en onenigheid. In psychiatrische termen was ze een borderline psychopathische intrigante. En in gewonemensentaal een ongelofelijk valse trut.

Er waren twee mensen die voorkwamen dat Nicola ongehinderd de alleenheerschappij kon uitoefenen. De eerste was Karen, die haar lachwekkend vond. Vooral haar overdreven bekakte accent was het onderwerp van spot; vergeleken bij haar klonk de koningin als een bootwerker. Karen vond het heerlijk dat Nicola jaloers was op het privéonderwijs dat zij had genoten, en op haar superbeschaafde uitspraak en haar dubbele achternaam. De tweede persoon – Lou Winter – zou stomverbaasd zijn geweest als iemand haar had verteld dat ze de luis in Nicola’s pels was.

Lou en Karen waren allebei echte professionals: altijd punctueel, intelligent, genieën op financieel gebied. Ze waren hartelijk, iedereen vond hen aardig en had respect voor hen, en het hele personeel noemde hen altijd in één adem vertederd ‘Knabbel en Babbel van de boekhouding’. De beide vrouwen lieten nooit blijken dat ze een hekel hadden aan Nikkelen Nicky, want dat zou haar alleen maar een opening geven waar ze haar dolk in kon steken, en als Lou nou iets van Phil had geleerd, dan was het wel dat onverschilligheid – echte of geveinsde – je sterk kon maken. Lou droeg haar onverschilligheid als een harnas naar haar werk. Ze had geen idee van de chaos die ze hiermee veroorzaakte in Nicola’s hoofd.

Eenvoudiger en zachtaardiger mensen als Zoe en Stan waren echter hapklare brokken voor aan haai als Nicola. Ze wist dat ze zich nooit zouden beklagen over de manier waarop ze werden behandeld. Ze gaven geen kik, wetend dat ze het daarmee alleen maar moeilijker maakten voor henzelf, met het risico dat ze door Roger Knutsford op het matje werden geroepen. En áls ze zich al durfden te beklagen, zorgde Nicola ervoor dat hun klacht onzinnig en onredelijk klonk. Ze was er handig in om haar eigen draai aan dingen te geven, zodat haar verhaal en dat van de tegenpartij bijna hetzelfde waren, alleen was haar versie beter verwoord en geloofwaardiger. ‘Stan is altijd te laat, iedereen op de afdeling kan het bevestigen. Ik heb hem een paar keer gevraagd of hij niet liever parttime wilde gaan werken omdat het me veel beter lijkt voor zijn gezondheid, maar dat heeft hij hardnekkig geweigerd.’ Zelfs Stans vrouw Emily had sceptisch gekeken toen hij op een dag thuiskwam en zijn hart bij haar had uitgestort. Ze kon, net zomin als andere mensen, niet begrijpen waarom iemand eropuit zou zijn om andere mensen het leven zuur te maken, alleen maar omdat hij of zij in de positie verkeerde om het te kunnen doen. En als Stan zijn liefhebbende vrouw al niet kon overtuigen, zou hij helemaal geen schijn van kans maken bij de onpersoonlijke medewerkers van Personeelszaken.

En o, wat was Nicola die dag in de stemming om haar frustraties op iemand af te reageren! Ranzige Roger nam een van de nieuwe ontwerpers mee voor een ‘zakenlunch’. Jo MacLean heette ze en ze stond op de nominatie om het lievelingetje van de meester te worden. Ze was lang en slank, had een volle rode mond, een perzikhuidje en weelderig bruin haar, en met haar kwetsbare hertenogen gluurde ze ergerlijk in de donkere, onzekere hoekjes van Nicola’s geest. Het was dan ook geen toeval dat Zoe, met haar eigen gave huid en lange donkere haar, Nicola’s eerste slachtoffer werd.

Nicola boog zich over Zoe’s bureau en fluisterde met een ontwapenend glimlachje: ‘Kan ik je even spreken?’

‘Ja, natuurlijk,’ zei Zoe, die onmiddellijk nerveus werd van Nicola’s toon; ze klonk nou niet bepaald alsof ze Zoe achttien procent salarisverhoging ging aanbieden.

‘Roger is niet tevreden,’ deelde Nicola mede. Slechts een paar woorden, maar die wist ze zo’n dreigende lading mee te geven dat Zoe in paniek raakte.

‘Wat bedoel je?’

‘Precies wat ik zeg.’

Dat was genoeg. Zoe kon maar één mogelijke interpretatie bedenken. Ze had net een auto gekocht en zij en haar vriend waren aan het sparen voor een huis. Ze kon het zich niet permitteren om haar baan kwijt te raken.

‘Over mij? Hoezo? Wat heb ik dan gedaan?’

‘Ik heb nu geen tijd om erover te praten. Dat komt later wel,’ zei Nicola.

‘Nicola, alsjeblieft, wat bedoel je? Zoiets kun je niet zomaar zeggen zonder uitleg te geven.’

‘Niet nu, zei ik toch.’ Nicola liep al weer door.

Zoe was bijna in tranen. Ze was dan wel jong, maar ze wist dat grote bedrijven iedereen konden ontslaan als ze van iemand af wilden. En hoe zou dat eruitzien op haar cv, dat ze door haar laatste werkgever de laan uit gestuurd was? Zoe kwam uit een familie van harde werkers, eerlijke en fatsoenlijke mensen die met hun normen en waarden in de knoop kwamen als ze moesten vechten tegen iemand die geen scrupules kende.

Stan zag Nicola in de richting van zijn bureau komen en de haartjes in zijn nek kwamen overeind. Stan begreep niet waarom hij zo op haar reageerde. Hij was ouder dan zij – zelfs al grootvader – en met hem vergeleken was zij niet meer dan een groentje. Maar logica had er niets mee te maken. Nicola had hem in de tang en hij wist dat zij dat wist. Hij kon het zich niet veroorloven om voor zijn vijfenzestigste op te houden met werken, want dan zou hij tot in lengte van dagen een lager pensioen ontvangen. Het kwam nooit bij Stan op dat hij werd gepest. Hij dacht dat je alleen op school met pestkoppen te maken kon krijgen.

‘Mag ik even zien waar je mee bezig bent, Stan?’ Haar stem was zacht en had een meisjesachtige zangerigheid die in strijd was met haar bedoelingen.

‘Alsjeblieft.’

Ze gaf hem het gevoel dat hij een schooljongetje van vijf was dat bij het schoolhoofd op het matje werd geroepen. Er was nooit iets op zijn werk aan te merken geweest, maar door Nicola ging hij aan zichzelf twijfelen. Bij het controleren van zijn eigen werk had hij zichzelf al twee keer op een foutje betrapt.

‘Ooo, volgens mij klopt er iets niet. Acht plus zes is toch geen zestien?’

‘Laat eens zien.’

Met een lange zucht gaf ze hem de uitdraai terug. Verdorie, daar stond het! Maakte hij fouten doordat zij hem de godganse dag met argusogen in de gaten hield, of moest ze hem met argusogen in de gaten houden omdat hij fouten maakte? Hij wist het niet meer. Hij wilde weg van dit ellendige kantoor voordat hij eraan onderdoor ging. Hij was kortaf tegen Emily omdat hij zich niet kon ontspannen als hij eindelijk thuis was, want dan dacht hij alweer aan de volgende dag: de bus waardoor hij te laat zou komen en de zoveelste confrontatie met zijn baas. Een baas die hem het gevoel gaf dat hij een dom kind was. Maar wat had het voor zin om over haar te gaan klagen? Wat kon hij zeggen? ‘Ik weet zeker dat ze op haar horloge tikt als ik naar de wc ga’?

‘Roger maakt zich zorgen...’ Ze liet haar stem dramatisch wegsterven.

‘Waarover? Over mij?’

Nicola boog zich samenzweerderig voorover. ‘Ik weet dat je uit je neus zit te eten totdat je met pensioen gaat.’

‘Neem me niet kwalijk, maar ik ben niet...’

‘Niet die verongelijkte toon, Stan. Ik probeer je alleen maar te helpen.’

‘Sorry.’ Zei ik het op een verongelijkte toon? vroeg hij zich af.

‘Zoals ik zei, Roger is op de hoogte van alle fouten in je werk.’ Ze zei ‘alle’ op een toon alsof hij er elke dertig seconden een maakte. ‘Hij maakt zich zorgen. Je moet op je tellen passen – letterlijk en figuurlijk.’

Ze drentelde weg naar haar eigen bureau, en hij bleef met kloppend hart achter. Zíj hield er een goed gevoel aan over. Het gevoel van macht was leuk en leidde haar af van de bullshit waarmee Roger Knutsford Miss Jo ‘Langbeen’ MacLean stroop om de mond smeerde.

Zoe noch Stan keek op toen Lou binnenkwam. Hun hoofden waren in opperste concentratie over hun werk gebogen – ze controleerden wat ze hadden gedaan, en nog een keer, en kregen vervolgens de zenuwen omdat al dat controleren veel te veel tijd in beslag nam.

Lou had medelijden met hen. Ze had er de inhoud van haar handtas om durven verwedden dat Nicola hen weer eens op de huid had gezeten. Maar als ze het opnam voor haar collega’s zou dat alleen maar in hun nadeel werken. Als ze nog op school had gezeten, had Lou Nicola zonder aarzelen mores geleerd, zoals ze vroeger vaak had gedaan met Shirley Hamster, haar Nemesis, als ze de jongste leerlingen pestte. Maar die Lou bestond allang niet meer. Deze Lou nam plaats achter haar bureau en ging aan de slag, zonder zich met de sociale rangorde te bemoeien.

Ze vermoedde niet dat Nicola een zesde zintuig had voor de enorme kracht die in haar binnenste een winterslaap hield. Het paradoxale was dat Lou zich de zwakste van iedereen voelde, vooral op dat moment. Haar achternaam was nog nooit zo toepasselijk geweest. Vanbinnen voelde ze zich zo koud en dood als de winter zelf.

Lentekriebels
978 90 499 5217 4.xhtml
978 90 499 5217 4-1.xhtml
978 90 499 5217 4-2.xhtml
978 90 499 5217 4-3.xhtml
978 90 499 5217 4-4.xhtml
978 90 499 5217 4-5.xhtml
978 90 499 5217 4-6.xhtml
978 90 499 5217 4-7.xhtml
978 90 499 5217 4-8.xhtml
978 90 499 5217 4-9.xhtml
978 90 499 5217 4-10.xhtml
978 90 499 5217 4-11.xhtml
978 90 499 5217 4-12.xhtml
978 90 499 5217 4-13.xhtml
978 90 499 5217 4-14.xhtml
978 90 499 5217 4-15.xhtml
978 90 499 5217 4-16.xhtml
978 90 499 5217 4-17.xhtml
978 90 499 5217 4-18.xhtml
978 90 499 5217 4-19.xhtml
978 90 499 5217 4-20.xhtml
978 90 499 5217 4-21.xhtml
978 90 499 5217 4-22.xhtml
978 90 499 5217 4-23.xhtml
978 90 499 5217 4-24.xhtml
978 90 499 5217 4-25.xhtml
978 90 499 5217 4-26.xhtml
978 90 499 5217 4-27.xhtml
978 90 499 5217 4-28.xhtml
978 90 499 5217 4-29.xhtml
978 90 499 5217 4-30.xhtml
978 90 499 5217 4-31.xhtml
978 90 499 5217 4-32.xhtml
978 90 499 5217 4-33.xhtml
978 90 499 5217 4-34.xhtml
978 90 499 5217 4-35.xhtml
978 90 499 5217 4-36.xhtml
978 90 499 5217 4-37.xhtml
978 90 499 5217 4-38.xhtml
978 90 499 5217 4-39.xhtml
978 90 499 5217 4-40.xhtml
978 90 499 5217 4-41.xhtml
978 90 499 5217 4-42.xhtml
978 90 499 5217 4-43.xhtml
978 90 499 5217 4-44.xhtml
978 90 499 5217 4-45.xhtml
978 90 499 5217 4-46.xhtml
978 90 499 5217 4-47.xhtml
978 90 499 5217 4-48.xhtml
978 90 499 5217 4-49.xhtml
978 90 499 5217 4-50.xhtml
978 90 499 5217 4-51.xhtml
978 90 499 5217 4-52.xhtml
978 90 499 5217 4-53.xhtml
978 90 499 5217 4-54.xhtml
978 90 499 5217 4-55.xhtml
978 90 499 5217 4-56.xhtml
978 90 499 5217 4-57.xhtml
978 90 499 5217 4-58.xhtml
978 90 499 5217 4-59.xhtml
978 90 499 5217 4-60.xhtml
978 90 499 5217 4-61.xhtml
978 90 499 5217 4-62.xhtml
978 90 499 5217 4-63.xhtml
978 90 499 5217 4-64.xhtml